GDP stelt kritische vragen over hakkelend optreden college en CRKE bij aanvraag monumentenstatus Schoutenwerf

Naar aanleiding van een aanvraag van erfgoedvereniging Heemschut tot het toekennen van de gemeentelijke monumentenstatus aan de Schoutenwerf in Muiden, heeft het college advies gevraagd aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Erfgoed (CRKE). Dit advies is gekomen en het college heeft de raad geïnformeerd dat dat slechts deels wordt overgenomen. Als reden wordt genoemd dat de voorgenomen ontwikkeling van de Schoutenwerf dusdanig concreet en vergevorderd is, dat ook de belangen van de ontwikkelaar moeten worden meegewogen. En in een reactie in de Gooi en Eemlander geeft wethouder Nico Schimmel aan dat het verzoek “gewoon te laat is binnengekomen” en ook “dat hij niet gelooft dat de loodsen de monumentale waarde hebben die de adviescommissie ze toedicht”.

Het is verder opmerkelijk dat de CRKE niet al veel eerder in de bres sprong, immers was de commissie intensief betrokken bij de voorbereidingen en dus al in een vroeger stadium op de hoogte van de plannen. In het afgelopen half jaar hebben ook diverse andere bouwprojecten tot discussie geleid over de (mogelijke) monumentale waarde van de af te breken panden (o.a. Huizerweg en J.J.H. Verhulstlaan Bussum). En ook daar werd steeds geconcludeerd dat het project eigenlijk te vergevorderd was om hierop nog in te grijpen.

Deze hele gang van zaken roept bij onze fractie dan ook veel vragen op, die wij vandaag schriftelijk aan het college gesteld hebben:

Vraag 1
Het college wist al dat de plannen van de ontwikkelaar vergevorderd zijn. Waarom wordt dan toch eerst advies aan de CRKE gevraagd en vervolgens weer (grotendeels) terzijde geschoven als de uitkomst hiervan het college niet welgevallig is? Spelen hierbij ook juridische afwegingen (potentiële schadeclaims van de ontwikkelaar)?

Vraag 2
Is er in de afgelopen periode nooit eerder op eigen initiatief van de gemeente cq. de CRKE naar de (potentiële) monumentale waarde van de Schoutenwerf gekeken?

Vraag 3
De aanvraag voor een monumentenstatus kwam vóórdat het bouwplan werd ingediend. Waarom vindt de wethouder dat dit verzoek te laat komt? En waarom heeft hij dan toch advies aan de CRKE gevraagd?

Vraag 4
Waarop baseert de wethouder zijn mening dat de loodsen niet de monumentale waarde hebben die de adviescommissie ze toedicht? En zegt de wethouder hiermee feitelijk dat hij geen vertrouwen heeft in de deskundigheid van de eigen CRKE? Zo ja, welke consequenties heeft dit? Zo nee, hoe moeten wij zijn woorden dan interpreteren?

Vraag 5
Is de wethouder van mening dat de CRKE (en in het verlengde daarvan het college) een voldoende pro-actieve houding aanneemt om een juiste inschatting te kunnen maken van de (potentiële) monumentale waarde van gebouwen, parken, bomen, lanen, pleinen, etc. en daar adequaat naar handelt? Niet alleen bij de behandeling van bouwprojecten, maar ook vóórdat er sprake is van planontwikkeling.

Wordt vervolgd…